- wish
- n. verlangen, wens; hoop; wilsuitdrukking; wensuitdrukking; felicitatie--------v. wensen, verlangen; feliciteren; zegenen voor; ordenen, een opdracht gevenwish1[ wisj] 〈zelfstandig naamwoord〉1 verlangen ⇒ behoefte, zin2 wens♦voorbeelden:1 have a great wish to go somewhere • een sterk verlangen hebben ergens heen te gaanshe had no/not much wish to go there • ze had geen/ weinig zin om erheen te gaan2 best/good wishes • beste wensenexpress a wish to • de wens te kennen geven teI have got my wish • mijn wens is vervuldshe couldn't grant my wish • ze kon mijn wens niet inwilligenmake a wish • een wens doena last wish • een laatste wens————————wish2〈werkwoord〉1 wensen ⇒ willen, verlangen2 (toe)wensen♦voorbeelden:1 〈alleen tegenwoordige tijd〉 I wish I were/ 〈Brits-Engels ook〉 was a cat • ik wou dat ik een kat washave everything one could (possibly) wish for • alles hebben wat zijn hartje begeertwhat more can you wish for? • wat wil je nog meer?2 wish someone good day • iemand goedendag zeggenwish someone ill • iemand verwensenwish someone well • iemand het beste wensen¶ wish away • wegwensen, wensen dat iets niet bestondI wouldn't wish that on my worst enemy • dat zou ik mijn ergste vijand nog niet toewensendon't wish your kids on me again • scheep mij (nu) niet weer met je kinderen op
English-Dutch dictionary. 2013.